In deze ‘Gids voor de Oudere Gamer’ doe ik verslag van mijn avonturen als ‘oudere’ speler van games. De wereld van Steam, Discord en HOTAS. Voor mij was dit tot voor kort een compleet nieuwe wereld. Begin jaren negentig speelde ik spelletjes op floppy disks, maar daarna raakte het gamen geheel uit zicht. Dankzij de kinderen werd ik er weer mee geconfronteerd. Ik werd nieuwsgierig, zowel naar het gamen zelf als naar de digitale wereld waarin dit plaatsvindt en mijn kinderen – deels inmiddels volwassen – met regelmaat verkeren.
Laat deze site, waarop ook ruimte is voor gastauteurs, door de diverse verhalen een gids zijn voor een ieder die op oudere leeftijd zijn nieuwsgierigheid niet heeft verloren en interesse heeft in het gamen. Veel techniek komt er niet in voor. Belevenissen wel.
Het spel Counter-Strike: Global Offensive kent een levendige eSports-gemeenschap. Zowel professionele als semi-professionele teams treffen elkaar regelmatig in de virtuele arena om het tegen elkaar op te nemen. Deze spelers vormen – net als bij het voetbal – de top van een piramide. Daaronder ligt een brede basis van amateurspelers die – al dan niet met de ambitie om door te groeien naar de top – gewoon genieten van het spel en de spanning (en frustratie) die het meebrengt. Een deel van deze spelers, waaronder schrijver dezes, heeft zich verenigd in teams of clans om de arena gezamenlijk te betreden. Als oudere speler kwam ik er al snel achter (net als veel anderen) dat het solo queuen – het in je eentje in een team vol vreemden een potje competetive spelen – niet voor mij was weggelegd. Binnen enkele weken nadat ik het spel gedownload had, lukte het me om een eigen team te vormen met voornamelijk oudere spelers die het spel weliswaar fanatiek, maar vooral ter ontspanning spelen. De volgende maand – op 3 juni – bestaat mijn team Dreadless vier jaar. Het is inmiddels uitgegroeid tot een kleine, bescheiden clan met vijf spelers die deel uitmaken van een kernteam dat elke woensdagavond competetive matches speelt, en daarnaast een groep andere spelers waarmee op overige dagen in wisselende samenstellingen wordt gespeeld en waarmee we Team v Team avondjes mee organiseren.
Enkele weken geleden kreeg ik via Discord een berichtje van een voormalig teammaatje met de vraag of ik me wilde aansluiten bij een veel grotere gaming community, genaamd ‘Gen Y Gaming’, vanuit het idee om daarbinnen wat meer aandacht te geven aan het spel Counter-Strike: Global Offensive. Op dat moment was de focus binnen die gemeenschap vooral gericht op een reeks andere games, waaronder Warzone. Het voormalige teammaatje had daarbij een vraag: of ik te zijner tijd zou willen meedenken bij het opzetten van eencompetitie.
Inderdaad: niet een toernooi, maar een competitie.
Gezien de beperkte vrije tijd hield ik de boot eerst wat af, maar al snel begonnen er bij mij raderen te draaien. Ik had voor mijn eigen clan in het verleden al meerdere toernooitjes georganiseerd, zoals Team v Team matches op bekende en onbekende maps, een Best of 3 met een bevriende Britse clan en een Wingman Tournament waarbij mijn clan in meerdere duo’s was verdeeld die het tegen elkaar opnamen. Maar een competitie is andere koek. Dat is een kwestie van lange adem, met matches verspreid over een langere periode van weken of zelfs maanden. De uitdagingen lagen al snel op tafel: het vinden van teams, het creëren van commitment en het eens worden over de opzet. Alles moest from scratch, want het lukte me niet om voorbeelden te vinden van vergelijkbare wedstrijdorganisaties.
Na in korte tijd heel wat werk achter de schermen te hebben verricht, gaan we donderdagavond van start. Dan vindt om 20:30 CEST de allereerste competitiewedstrijd plaats. De opzet is eerst bescheiden gehouden, als een try-out, om te zien of de organisatie werkt. We hebben nu vijf teams die elkaar – net als bij het voetbal – twee keer treffen. Dat betekent dat er in totaal 20 matches gespeeld moeten worden, waarbij elk team 8 wedstrijden speelt. Deze matches zijn verdeeld over elf weken, waarbij er in de eerste en laatste week (kalenderweek 30) één competitiepot gespeeld moet worden, en in de tussenliggende weken steeds twee. Ieder team speelt hooguit één match per week, zodat de tijdsbelasting beperkt blijft. Het is steeds aan de Team Captains om onderling een datum en een tijdstip af te spreken om op een server de vereiste match van die week te spelen.
Ieder team treft het andere team twee maal, zoals gezegd, leidend tot in totaal 20 matches verspreid over 11 weken. Daarbij leek het me leuk om, net als bij een voetbalcompetitie, te werken met thuis- en uitwedstrijden. Zo kent het rooster onder meer de wedstrijden The B-Team (h) – Dreadless (a) en de return match Dreadless (h) – The B-Team (a), waarbij (h) staat voor home team en (a) voor away team. Om hier betekenis aan te geven, heb ik de volgende regels bedacht: een home team heeft het recht om de map te bepalen, waarna het away team mag bepalen of het de match begint als Terrorist of Counter Terrorist. Om luie Team Captains de pas af te snijden, is de regel verder aangescherpt: de map moet minimaal 48 uren vóór de aanvang van een match worden meegedeeld. Als een Team Captain van een home team dit nalaat, heeft het away team het recht de map te kiezen én mag het bepalen aan welke zijde het begint (Terrorist of Counter Terrorist). In bovenstaand roosterfragment staat de eerste match op donderdag 20 mei om 20:30 CEST op die manier al klaar. Enkele weken geleden hadden we datum en tijdstip al bepaald en gistermorgen – mooi op tijd dus – werd mij als Team Captain van Dreadless de map meegedeeld. Ons team heeft tot vlak voor de match de tijd om te bepalen hoe we gaan beginnen.
Ook de puntenscore is gebaseerd op het voetbal: een team dat een match wint krijgt drie punten, een gelijkspel (altijd een 15-15) leidt tot één punt voor beide teams en een verlies betekent 0 punten. Als extra worden de gewonnen rondes in een match bijgehouden, om – indien nodig – nader onderscheid te maken als teams hetzelfde aantal punten halen. Zo blijft het aantrekkelijk om door te spelen, ook al staat het op een gegeven moment 2-10.
De allergrootste uitdaging betrof het vinden van een oplossing voor de soms grote niveauverschillen tussen spelers. Iemand die langere tijd Silver 2 is, speelt anders dan een speler die al een jaar lang op het niveau van Master Guardian presteert. Al te harde eisen hebben we voor de try-out competitie losgelaten, omdat we nu eerst vol enthousiasme de organisatie moeten uittesten. Maar als het allemaal lukt – het is nu een kwestie van commitment – dan starten we ná de zomer hopelijk met een breder opgezette competitie met verschillende divisies. Want: meedoen is leuk, maar winnen maakt het nét iets leuker en dan is het wel zo fijn als je als team een kans maakt op winst!
In 2000, bij de lancering van de baanbrekende First Person Shooter ‘Battlefield 1942’, ben ik op wat latere leeftijd ingestroomd als ‘gamer’. Ik was 30. Mogelijk en vermoedelijk liep mijn emotionele leeftijd daar niet parallel mee. Ik had daarvoor natuurlijk andere spelletjes gespeeld, met vriendjes, op de C64 en later op de pc, maar nooit met het soort commitment dat je van de straat houdt en je doet focussen op één spel.
BF1942 speelde zich af op bekende slagvelden uit de Tweede Wereldoorlog: Omaha Beach, Bocage, Wake Island, etc. Nieuw was, voor games in die tijd, dat je vrij kon bewegen in realistische, enorme 3D-omgevingen te land, ter zee en in de lucht. Je kon, als infanterist in diverse rollen, plaats nemen in tanks en een andere voertuigen, boten, onderzeeboten en vliegtuigen zoals Spitfires. Ook een primeur was de mogelijkheid om met 64 deelnemers in een spel in te loggen. 32 tegen 32, waarbij je binnen een team squads kon aanmaken en met een groepje kameraden kon samenwerken met behulp van headsets. Dat laatste bleek een gouden greep die veel complexiteit en lagen van interactie toevoegde aan het spel.
Het spelconcept had een grote aantrekkingskracht op mij. En ook op leeftijdsgenoten uit die tijd. Ik herinner me zo goed hoe we iedere nieuwe map als ontdekkingsreizigers koortsachtig verkenden, als dartele koeien die na een lange koude en donkere winter voor het eerst op een groen weiland worden losgelaten: frantic exploration.
Ik speelde onder de alias Illbeback, niet alleen een verwijzing naar de science fiction cult film, maar ook naar het fenomeen van het telkens terugkeren (‘spawnen’) nadat je op het virtuele slagveld het leven had gelaten, om je gram te kunnen halen bij diegene die dat op zijn geweten had.
Gamen via internet stond nog in de kinderschoenen en het spelen in teamverband, in de multiplayermode, kon je het beste doen bij de zogenaamde LAN-parties, waar ik een stuk of vier van heb meegemaakt. Inderdaad, niet veel, maar die hebben wel onuitwisbare indrukken achtergelaten. Het internet ontwikkelde zich razendsnel en toen de opvolger Battlefield 2 op het toneel kwam, hielden de LAN-parties snel op te bestaan.
Fast forward: er volgden vele opvolgers van BF1942. Ik heb ze allemaal gespeeld. En veel. Tot op de dag van vandaag is Battlefield de enige game die ik op de pc speel. Mijn alias is na het verschijnen van Battlefield 2 geëvolueerd naar Illbeback2. Hiermee een laag betekenis toevoegend, die van de gedeelde vreugde van de vanzelfsprekende digitale wedergeboorte, in contrast met de keiharde werkelijkheid van het echte leven, waar niet aan te ontsnappen is. Inmiddels heeft de geschiedenis geleerd dat de Battlefieldreeks een rode draad vormt in mijn leven, die dwars door de kindertijd, de loondienstperiode en het ondernemerschap is gelopen.
Ik ben een middelmatige speler. Voor wie het wat zegt: mijn kill/death-ratio is vaak tussen 1 en 2. Ik heb geen hoge kill score, maar ontmoet ook weinig deaths. Hoe langer een ‘round’, een potje, duurt, des te hoger ik lijk te eindigen. De betere spelers halen met gemak 100 kills in een potje, met vaak ook een hoog aantal deaths. De beste spelers hebben soms een Youtube-kanaal. Daar kun je hun spel analyseren. Maar zoals in onze analoge wereld: op het moment dat je je begint af te vragen hoe ze het doen, wordt het besef van het gebrek aan talent bij jezelf blootgelegd. Te weinig talent stelt vragen, talentvol doet gewoon, talent acteert als een vanzelfsprekendheid.
Het enthousiasme is ondanks het klimmen van de jaren gebleven en de gedrevenheid lijkt nog niet af te nemen. Iedere nieuwe map is nog steeds een feest van ontdekking. Het is soms moeilijk te stoppen met spelen. Spelen tot diep in de nacht, het komt nog steeds voor. Vrienden zijn echter afgehaakt. Daar is wat geknakt… wat zou dat zijn? Zou mijn emotionele leeftijd nog steeds na-ijlen bij de fysieke leeftijd, 51? Zal ik mettertijd ook de interesse verliezen, of de noodzakelijke reflexen en oog-hand coördinatie? We zullen zien. Voorlopig kijk ik uit naar de release van Battlefield 6. Later dit jaar, 2021.
In januari 2019 kwam mijn oudste zoon op een briljant idee: laten we samen een arcade machine gaan bouwen! Het zou eentje moeten worden die de sfeer van een oude arcadekast uitstraalt, maar die zou worden aangestuurd door moderne techniek. Het hart (of beter gezegd: het brein) zou worden gevormd door een minicomputer – een Raspberry Pi – met een mini SD-geheugenkaartje dat plaats zou kunnen bieden aan oude spellen van systemen als NES, SNES en Gameboy, alsook oude MS-DOS spellen. Een lustoord voor de oudere gamer!
We spraken af dat we ervoor gingen. De kosten zouden we een beetje over de tijd spreiden, waarbij we het materiaal zouden aanschaffen op het moment dat we er gezien de bouwfase aan toe waren. We hebben de spullen uiteindelijk betrokken bij de lokale bouwmarkt, de lokale kringloop en (internationale) webwinkels. Over de precieze constructie hoefden we niet te veel nadenken: we troffen al snel een geschikte bouwtekening op het internet, op de site Instructables.
De eerste aankopen deden we in januari van 2019 (speakers van de kringloop) en de laatste aankoop was vier maanden later: geschikte grills voor de speakers. Met het opschroeven van de speakerroosters was het project afgerond. In de tussentijd werkten we aan de machine, zodra school en andere verplichtingen dit toelieten.
In totaal hebben we ongeveer 500 euro uitgegeven aan hout (mdf-platen en balkjes), lijm, elektronica (zoals een versterker, de Pi en een scherm), schroeven, verf, plexiglas en wieltjes. De constructie was door er samen aan te werken in alle fasen een feest. Een impressie in foto’s van de vele bouwfasen:
Momenteel is het apparaat een pronkstuk in de woonkamer, waarop met enige regelmaat door gezin en bezoek wordt gespeeld. Met name Warlords, Pinball Fantasies en Tetris zijn onder de oudere spelers populair. Retro gaming op de arcade! Het apparaat is in wezen een eerbetoon. Een monument voor oldskool gaming. Maar alles is, zo is al duidelijk geworden, ingebed in moderne techniek. Naast de joysticks en vele knoppen is door middel van Bluetooth een toetsenbord en muis beschikbaar en kan eenvoudig Spotify via de telefoon op de machine worden afgespeeld. Indien nodig kunnen de usb-poorten worden gebruikt, voor bedrade apparaten of het opladen van een smartphone. De led lampjes boven het scherm kunnen in verschillende kleuren worden gesteld en ‘afgespeeld’. Ook kan eenvoudig met de ’thuiscomputer’ worden verbonden, voor het afspelen van bijvoorbeeld een Youtube filmpje.
Het is de hoogste tijd weer eens Tetris Zero te spelen op de arcade machine. Het feit dat de hoogste score op naam staat van een vriend van mijn oudste zoon zint me maar niks!
In 1993 kregen we onze eerste computer. Het was een Britse Amstrad met een harde schijf van maar liefst 40 MB, met studentenkorting gekocht bij het universitaire Rekencentrum. Het studentenleven werd plots een stuk aangenamer. Voortaan konden verslagen en papers via WordPerfect worden verwerkt en gelukkig niet meer met de pen. Maar ook de mogelijkheid om een computerspelletje te spelen kwam binnen handbereik. Zo ook het schuldgevoel als er weer eens teveel werd gespeeld en te weinig gestudeerd, zo zou blijken.
Eén van mijn favoriete spellen was Chuck Yeager’s Air Combat, een spel dat in 1991 was uitgekomen. Urenlang heb ik duizelingwekkende capriolen uitgehaald in het luchtruim boven Vietnam en Korea, op jacht naar de vijand (communistisch of niet). Ook boven Europa was ik te vinden, tijdens WOII. Met name de historische missies trokken me aan, omdat die steevast uitmondden in enerverende dog fights. Juist: ‘an aerial battle between fighter aircraft conducted at close range’, zoals Wikipedia de dog fight omschrijft. Dicht in de buurt komen, richten en schieten. Raketten ontwijken, wegduiken en terugkomen. En dat alles met ongekende snelheden, vliegend van links naar rechts, naar omhoog en naar beneden. Crash! Al doende leerde je zowaar nog wat luchtvaarttechniek, want stall (of ‘overtrek’ op z’n Nederlands) – de soms oncontroleerbare effecten van veel te hard aan de stuurknuppel trekken – is een bitch. Overigens speelde ik het spel niet met een joystick. Die was vroeger alleen voor de echte die hards. Ik hield in ieder geval nog de schijn op dat er meer was in het leven dan ‘spelletjes spelen’, zoals studeren (dat er helaas dus nog wel eens bij in schoot). Mijn stuurknuppel bestond uit de vier ‘pijltjestoetsen’ op het numerieke blok, de boordmitrailleur werd bediend met de spatietoets. De onlangs overleden legendarische vliegenier Chuck Yeager was altijd in de buurt voor tips & tricks.
Enkele weken geleden vroeg ik me plots af of er leuke moderne spellen zouden bestaan die me het ‘Chuck Yeager-gevoel’ zouden kunnen geven. En dan niet op Aarde, maar in de ruimte. Met niet al teveel geklets, dus zo min mogelijk story. Gewoon zo snel mogelijk de lucht in, jagen en schieten. Dog fights in space. Ik zette de vraag uit bij mijn ervaren CS:GO-teammaatjes en al snel werd ik bedolven onder de suggesties. Na wat filmpjes op Youtube te hebben gekeken, sprong één er met kop en schouders boven uit: Star Wars: Squadrons. En verdomd: het spel was ook nog eens dik afgeprijsd in de Winter Sale!
Squadrons is een in oktober 2020 uitgekomen space combat sim die zich afspeelt – u raadt het al – in de wereld van Star Wars. Nu heb ik zelf niet zoveel affiniteit met die wereld; ik ben meer een Star Trek-mens en was als kind meer gecharmeerd van Battlestar Galactica dan van Luke Skywalker en de zijnen. Maar de filmpjes die ik zag en de recensies die ik las waren veelbelovend. Eén van de kritiekpunten op het spel was dat de story line nogal dun was. Dát trok me definitief over de streep. Laat me vliegen, jagen en schieten, de verhalen verzin ik zelf wel!
Ik kocht het spel, maar liet het nog even in de digitale verpakking. Want: dit keer wilde ik all the way. Ik wilde het spel enkel spelen met een ‘Hotas’, ofwel een Hands on Throttle and Stick. Daarbij bedient – vanuit het perspectief van een rechtshandige – de rechterhand een joystick en de linkerhand de throttle. De zoektocht naar een geschikte Hotas kan zó in mijn te schrijven boek over First World Problems, want zowat iedere betaalbare throttle & stick bleek uitverkocht. Heel de wereld lijkt virtueel vliegend zijn tijd door te brengen achter de computer! Na lang zoeken trof ik op het internet echter een Thrustmaster T.16000M. Misschien wel de laatst beschikbare op Aarde.
Inmiddels is het spel en de hardware geïnstalleerd. Iedere dag schiet ik even de ruimte in om te oefenen. Eenvoudig is het niet, als speler die al jaren niet virtueel gevlogen heeft en überhaupt nog nooit met een joystick heeft gespeeld. Maar we zetten door. Je kunt oefenen tegen bots (computergestuurde vijanden) of online tegen mensen van vlees en bloed. Dat kan onder meer – hoe mooi is dat – in de Dog Fight-spelmodus: een 5 tegen 5 ergens in een sterrenstelsel. Genieten dus! En wat gaf het een fijn gevoel gisteren, toen ik voor het eerst 4 kills had in een potje Dog Fight.
En Chuck Yeager? Die wordt niet vergeten. Dat spel is inmiddels beschikbaar op onze zelfgebouwde Arcade Machine!
In het voorjaar van 2017 keek ik over de schouders mee met de jongste, die een ‘schietspelletje’ speelde. Er werd gerend en natuurlijk geschoten, slachtoffers vielen neer. Als een speler sneuvelde, kwam hij opnieuw in het spel. Daarna werd hij geheid weer onderuit gehaald en begon alles weer opnieuw. Enzovoorts, enzovoorts, enzovoorts.
Op hetzelfde moment speelde de oudste elders in het huis hetzelfde spel, maar dan in een andere variant: teamwedstrijden die wel drie kwartier konden duren. Eruit stappen was er niet bij, want dan volgde een straf: een cooldown, met als gevolg dat gedurende een zekere tijd geen wedstrijden meer gespeeld mochten worden. De oudste speelde op dat moment op een behoorlijk hoog niveau, door veel te spelen en veel en fanatiek te trainen.
Minzaam nam ik alles op. Ik had al meer dan twintig jaar geen computerspel meer gespeeld, maar kwam er op deze manier via de kinderen weer mee in aanraking. Ik dacht terug aan enkele spellen die ik in de jaren negentig als student fanatiek speelde op floppy disk en dankzij toewijding – maar zeker ook teveel tijd – aardig onder de knie had gekregen: Pinball Fantasies, Wolfenstein 3D, Warlords en Chuck Yeager’s Air Combat. Ik dacht: het kan toch allemaal niet zo moeilijk zijn als de jongelui doen voorkomen? Met regelmaat werd een mislukte schietactie van één van de kinderen door middel van een onderdrukte vloek of een kreet van eigen commentaar voorzien. Dat kende ik nog van mijn eigen tijd als spelletjes spelende student, waarna ik doorging en doorging om het volgende niveau te halen.
De bezigheden van de jongelui intrigeerden me. Dit betrof zowel de specifieke moderne games die ze speelden als de wereld eromheen, waarin communicatie – zowel in het spel als daaromheen – een grote rol bleek te spelen. Hoe anders was dit vroeger, waarin je alleen maar tegen de computer sprak of schreeuwde als de boel vastliep. Online gamen bestond nog niet.
Op een zekere dag meldde de oudste vol trots dat hij weer een hogere rang (rank) had behaald in het spel Counter-Strike: Global Offensive. Hij was nu Master Guardian Elite. Van de dertig ranks die behaald konden worden, was deze slechts vijf stappen verwijderd van de hoogst haalbare: Global Elite. Ik complimenteerde hem. Het was kennelijk een prestatie van formaat, anders was hij niet zo trots. Maar ik begreep het niet. Zoals gezegd: zo moeilijk kon het allemaal toch niet zijn? Je richt een virtueel pistool op een virtuele boef en je moet gewoon sneller zijn om te winnen. No big deal. In één zucht door ging ik een uitdaging aan: ik zou het spel gaan aanschaffen en spelen en op een zekere dag zou ik een hogere rank hebben dan de oudste.
Nu werd ík getrakteerd op een minzame blik. Of hij me van binnen stilletjes honend uitlachte of me toch enigszins vreesde weet ik niet, maar het eerste lijkt waarschijnlijker. Maar ik hield me aan mijn eigen uitdaging en kocht het spel. En ging zwaar door het stof. Maar ik gaf niet op.
In december 2020 is het drie en een half jaar later. Vorige week stond in het teken van een toernooiavond die ik had georganiseerd voor mijn eigen kleine Europese Counter-Strike: Global Offensive clan genaamd Dreadless. Acht van de tien leden deden mee. We begonnen met een 1v1-toernooi met AWP’s, gevolgd door een 1v1-toernooi met knife. Daarna volgden twee toernooien met elk vier Wingmanteams. TheWGBbroz won het toernooi met AWP’s, gevolgd door KolumSea die won met knife. Team Dreadful won het eerste Wingmantoernooi, Team De Jonge & De Gamle won het tweede. Twee dagen later was het business as usual met de Wednesday Wrecking om 20:30. Helaas werd het core team van Dreadless driemaal afgedroogd, waardoor onze win-loss ratio met één procentpunt zakte naar 83%. Komende maandag verwacht ik mijn felbegeerde HOTAS, de Thrustmaster T.16000m FCS, die ik wil inzetten voor een andere game.
In 2017 zou het voorgaande abacadabra zijn geweest. In 2020 is het een deel van mijn leven dat een hoop vertier brengt en bovendien begrip voor een deel van de wereld van mijn kinderen.